Abstract:
In 1856 verscheen het boek “Hilversumsche Oudheden” van L.J.F Janssen, toenmalig conservator van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Het zal niet als verrassing komen dat dit boek vanuit archeologisch perspectief niet helemaal meer up-to-date is. Toch is het om verschillende redenen nog steeds een interessant werk. Het historisch kader waarin dit boek verscheen speelt daarbij een grote rol.
In het midden van de 19de eeuw staan we aan de wieg van de archeologie. Tussen 1830 en 1833 publiceerde Charles Lyell zijn “Principles of Geology” waarin aannemelijk werd gemaakt dat de aarde wel eens véél ouder kon zijn dan dat zij volgens de bijbel was. Hoe de mens in dit geheel stond was nog zeer onduidelijk, Charles Darwin zou zijn “Origin of Species” pas 3 jaar later publiceren. Dat de mens meerdere ontwikkelingsfasen had doorgemaakt, steen, brons en ijzer, was in 1837 door C.J. Thomsen in zijn Leitfaden zur Nordischen Alterthumskunde duidelijk gemaakt. We bevinden ons dus in het tijdvlak waarin de wetenschap nog voor grote raadselen stond en ontwikkelingen elkaar snel opvolgden.
De aanleiding voor Janssen om dit boek over Hilversum te publiceren werd gevormd door de vondst van zogenaamde “haardsteden”. Dit zouden volgens Janssen nederzettingssporen zijn van de hunebedbouwers. Dit was een opzienbarende ontdekking want op dat moment waren er nog nauwelijks nederzettingssporen onderzocht; het onderzoek had zich tot dan toe vrijwel uitsluitend geconcentreerd op graven en grafmonumenten. Janssen meende dat de haardsteden uit de Romeinse tijd dateerden en wees opgrond hiervan het drie-perioden-systeem af. Ook internationaal wekte deze vondst veel interesse. Toen de Duitse archeoloog Heinrich Schliemann, tijdens een bezoek aan Leiden, Janssens vondsten zag beschouwde hij die als een bevestiging van zijn eigen, tijdens zijn werk in Troje ontstane, twijfel aan het drieperioden-systeem.
Het boek is voorzien van prachtige uitvouwbare prenten en geeft een unieke kijk op de discussies die gevoerd werden in de periode dat de archeologie nog in de kinderschoenen stond. Om deze facsimile-uitgave in een breder historisch kader te plaatsen is deze editie bovendien voorzien van een voorwoord door Janssen-kenner Wout Arentzen.
L.J.F. Janssen
Leonhardt Johannes Friedrich Janssen (1806) became second curator at the Dutch National Museum of Antiquities (RMO) in Leiden after the death of Caspar Reuvens in 1835. Janssen saw the archaeology of the Netherlands as his main subject, but he also occupied him self with Latin inscriptions, Roman objects, medieval murals and coins.
read more